Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

Nogmaals het beding van aanwas (tussen echtgenoten)

Onlangs publiceerde Vlabel andermaal een voorafgaande beslissing inzake een beding van aanwas tussen echtgenoten (zie reeds VB nr. 16009 dd. 21.03.2016 en nr. 160025, dd. 04.09.2017; zie ook, tussen broers en/of zusters: VB nr. 16035, dd. 24.08.2016 en nr. 16041, dd. 05.09.2015; zie ook standpunt nr. 16092, dd. 14.11.2016).De feiten waren vrij klassiek. Man en vrouw, Vlaamse rijksinwoners Gewest, waren oorspronkelijk gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract en hadden dit stelsel vervolgens gewijzigd in een stelsel van scheiding van goederen. Geen van hen had kinderen. De echtgenoten wensten een beding van aanwas te sluiten met betrekking tot een aantal bankrekeningen. Uit het vermelde ontwerp van overeenkomst van aanwas blijkt dat die bankrekeningen de twee echtgenoten in onverdeeldheid toebehoorden, ieder voor de onverdeelde helft. De echtgenoten haalden een aantal civielrechtelijke motieven aan om hun keuze voor deze techniek te rechtvaardigen.A. Civielrechtelijk

De motivering van de aanvraag vangt aan met een aantal civielrechtelijke stellingen:

1/ “naar Belgisch recht is de overeenkomst van aanwas niet strijdig met het in artikel 1130 B.W. vervatte verbod van overeenkomsten over niet opengevallen nalatenschappen en dus perfect rechtsgeldig”;

2/ “de overeenkomst van aanwas tussen echtgenoten is voorts niet strijdig met artikel 1595 BW dat betrekking heeft op het verkoopverbod tussen echtgenoten”;

3/ “in de rechtsleer wordt aanvaard dat een overeenkomst van aanwas mogelijk is tussen echtgenoten die gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding der goederen”.

Bovendien ondersteunt de aanvrager deze stellingen met rechtspraak en rechtsleer.

Vlabel antwoordt hier terecht op dat zij geen uitspraak doet over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak. Dat is juist. Bovendien is het de vraag of dit deze toetsing wel relevant zou zijn. Immers de ontvangers van registratie moeten overeenkomsten registreren, zelfs wanneer ze door absolute of relatieve nietigheid zijn aangetast. Na het overlijden zijn verboden erfovereenkomsten, luidens de gezaghebbende rechtsleer, slechts relatief nietig. Ook dan kan Vlabel zich niet tegen de uitvoering van deze overeenkomst verzetten. Hetzelfde geldt voor verkopingen tussen echtgenoten die slechts relatief nietig zijn. Kortom, de beoordeling van de juistheid van deze stellingen zou overbodig zijn. De taak van Vlabel bestaat erin duidelijkheid te scheppen met betrekking tot de fiscale kwalificatie en gevolgen van de voorgenomen rechtshandeling (art. 3.22.0.0.1 VCF), noch min noch meer.

De vierde stelling van de aanvrager is wel relevant, met name de stelling dat een overeenkomst van aanwas een evenwichtig kanscontract is. De aanvrager vervolgt met de uitleg dat een overeenkomst van aanwas enkel een evenwichtig kanscontract is wanneer de partijen dezelfde kansen hebben het ganse goed te verkrijgen, d.i. wanneer de levensverwachting van de twee partijen en hun financiële inbreng gelijkaardig resp. gelijkwaardig zijn.

In casu waren de partijn 72 (man) en 70 (vrouw) jaar, allebei in “eenzelfde goede gezondheid” en er was ook een “financiële gelijkwaardigheid”. Ook uit de bewoordingen van het kanscontract, o.a. het vervreemdingsverbod, zou blijken dat partijen een evenwichtig kanscontract wilden te sluiten. Verder onderstreept de aanvrager het feit dat de overeenkomst van aanwas uitdrukkelijk niet in de tijd beperkt is. Anders dan bij een testament en een schenking tussen echtgenoten “blijven beiden gebonden door de overeenkomst van aanwas ook als zij het later oneens worden, hetgeen de heer A en mevrouw B nu net wensen te bekomen”.B. FiscaalDe aanvragers hadden Vlabel verzocht zich uit spreken over de niet-toepassing van de art. 2.8.1.0.1, 2.7.1.0.5 en 2.7.1.0.3, 3° VCF.Vlabel bevestigt vooreerst dat zij een aanwasbeding tussen echtgenoten in principe als een schenking zal belasten. “Indien echter uit de bewoordingen en de voorwaarden van de akte blijkt dat het om een werkelijk kanscontract gaat, wordt de aanwas fiscaal beschouwd als ten bezwarende titel”. Dat is het bekende standpunt van Vlabel (SP nr. 16092, dd. 14.11.2016), maar dit standpunt is daarom niet minder onjuist. Civielrechtelijk wordt een schenking nooit vermoed. Wie beweert dat er sprake is van een schenking moet alle constitutieve bestanddelen van de schenking bewijzen, en dus ook de animus donandi. Vervolgens moet het fiscale het civielrechtelijke volgen, tenzij de VCF daarvan afwijkt, quod non. Kortom, Vlabel moet aantonen dat er een schenking voorhanden is. Volledigheidshalve valt te noteren dat Vlabel een aanwasbeding tussen ongehuwde samenwonenden in principe niet als een schenking zal belasten (SP nr. 16092, dd. 14.11.2016). Als dat geen discriminatie is.Vlabel herhaalt dan de reeds door haar aangehouden criteria: quasi-gelijke leeftijd van de echtgenoten, verklaring i.v.m. de financiële gelijkwaardigheid en gelijke overlevingskansen. Deze criteria dienen inderdaad te worden toegepast (al is de gelijkheid van de overlevingskansen veel belangrijker dan de quasi-gelijke leeftijd) en deze voorwaarden waren in casu vervuld.Maar Vlabel hecht ook aandacht aan de bewoordingen van de overeenkomst: “o.a. het vervreemdingsverbod en het verbod van het verlenen van een volmacht”. Daaruit blijkt dat het de bedoeling is van partijen om een evenwichtig kansbeding te sluiten. In de vorige beslissingen is er ook sprake van “het niet uitdrukkelijk in de tijd beperkt zijn van het aanwasbeding” (VB nr. 17025 dd. 04.09.2017), “de verplichting alle beslissingen aangaande beleggingen, uitkeringen, schenkingen gezamenlijk te nemen” (VB nr. 16035, dd. 24.08.2016), “het feit dat een beding van aanwas niet eenzijdig kan worden gewijzigd” (VB nr. 16041, dd. 05.09.2016).Het feit dat het aanwasbeding in de tijd zou beperkt zijn, lijkt mij echter niet onverenigbaar te zijn met een evenwichtig kanscontract.Vlabel besluit derhalve logischerwijze tot de niet-toepassing van de art. 2.8.1.0.1, 2.7.1.0.5 en 2.7.1.0.3, 3° VCF.Vlabel voegt eraan toe dat indien één van de echtgenoten kort na het sluiten van het aanwasbeding zou komen te overlijden, er zal moeten bewezen worden dat de kansen bij aanvang effectief gelijk waren. Dat is enerzijds logisch en anderzijds raar. De beoordeling moet immers bij het aangaan van het kanscontract gebeuren. Zijn de kansen dan gelijk, dan verandert een overlijden korte tijd nadien, niets. Het is uiteraard wel zo dat Vlabel in dat geval kritischer zal zijn (vgl. art. 1975 B.W.).Deze beslissing moet in een ruimer perspectief geplaatst worden.Vlabel is het er dus mee eens dat echtgenoten die een gelijkwaardig roerend vermogen bezitten, de verzorging van de langstlevende echtgenoot kunnen bewerkstelligen aan de hand van overeenkomsten van aanwas met betrekking tot roerende goederen, en derhalve zonder betaling van schenk- of erfbelasting. Dit is niet onbelangrijk omdat Vlabel in die hypothese (echtgenoten met een gelijkwaardig vermogen die elkaar willen beschermen) de achterpoortjes aan het sluiten is: de sterfhuisclausule, de Casman-clausule en het finaal verrekenbeding zijn belastbaar of worden in een nabije toekomst belast. De wederkerige of gekruiste schenkingen tussen echtgenoten maken volgens Vlabel een fiscaal misbruik uit. Veel blijft er dan niet over: het beding van aanwas en de “AB AB C”-levensverzekeringspolissen waarbij A en B de echtgenoten zijn en C hun kinderen. Bij het overlijden van A of B wordt ook in dat geval geen schenk- of erfbelasting geheven. Maar er zijn wel aanzienlijke civielrechtelijke problemen bij zulke polissen.Een ander belangrijk besluit, dat daar onvermijdelijk uit volgt, is dat een civielrechtelijke en fiscale successieplanning enkel mogelijk is wanneer de echtgenoten onder scheiding van goederen zijn gehuwd. Weg met de gemeenschapsstelsels dus.Het beding van aanwas zal in een nabije toekomst (1 september 2018) ook voor roerende goederen bij notariële akte moeten worden opgemaakt. De notarissen, die minder of geen gekruiste schenkingen meer verlijden, zullen dus binnenkort nog veel werk hebben.De vraag die daarbij rijst is of de echtgenoten een ruling moeten aanvragen. Mij lijkt dit evident. Het zal niet de eerste keer zijn dat Vlabel van gedacht verandert en de nieuwe (strengere) regel retroactief toepast. De enige manier om zich tegen deze retroactieve toepassing te verdedigen is het voorleggen van een gunstige voorafgaande beslissing. Men lette er ook op dat in de aanvraag best een afwijking van de normale geldigheidsperiode (5 jaar) wordt gevraagd.Kanscontracten zijn dus een redding voor echtgenoten die een gelijkwaardig vermogen hebben en elkaar willen begunstigen. Heeft slechts één van de twee echtgenoten een noemenswaardig vermogen, dan is er wel de techniek van de eenzijdige herroepbare schenking die soelaas kan bieden.(Voorafgaande beslissing nr. 17025 dd. 04.09.2017, “beding van aanwas”, publicatie op 05.09.2017)

N. Geelhand de Merxem